Yfke Jacoba Bruining
€ 150,00
1 op voorraad
Beschrijving
Yfke Jacoba Bruining (Leeuwarden 1865 – Den Haag 1927)
Gouache
Florale voorstelling
Rechtsonder gesigneerd in potlood
Papiermaat: 23,50 x 30,50 cm
Lijstmaat: 38 x 45 cm
Conditie: zeer goed
De gouache is voorzien van een zuurvrij passepartout en nette inlijsting.
Het betreft een ophangklaar werk.
Over Yfke Jacoba Bruining:
Yfke Jacoba Bruining werd in 1865 te Leeuwarden (Friesland) geboren.
Yfke Jacoba Bruining was schilder en aquarellist en had als onderwerpen stillevens, bloemstillevens en landschappen.
Bruining signeerde met zowel Yfke Bruining als Eva Bruining.
Yfke Jacoba Bruining Woonde en werkte in Den Haag.
Yfke Jacoba (Eva) Bruining schilderde en aquarelleerde bloemen, stillevens en landschappen.
Ze was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam.
Ze werd geboren in Leeuwarden als dochter van Menne Bruining en Riemkje Jacobs Kielstra.
Vader was koopman/winkelier te Leeuwarden.
Ze was de tweede van vier kinderen (3 meisjes en 1 jongen) in het Nederlands Hervormde gezin en woonde onder andere aan de Kleine Hoogstraat en de Turfmarkt.
Het gezin was niet onbemiddeld. Vader bezat meerdere panden (pakhuizen) in Leeuwarden en er was een gouvernante in huis: vaders nicht Tjitske Bruining staat te boek als “hulponderwijzeres” en woonde in bij het gezin.
Yfke Jacoba Bruining komt uit een kunstminnende en kunstzinnige familie.
Haar oom Bernardus Bruining en neef Ismaël Bruining zijn beide bekende fotografen in Den Haag en omstreken.
Oom Bernardus fotografeert o.a. voor het koninklijk huis en heeft een grote studio in Leiden.
Oom Jan, de vader van nicht Tjitske, maakte houten kasten met snijwerk.
Een zeer creatieve ambachtsman.
Op een gegeven moment komt Yfke Jacoba Bruining in Den Haag terecht.
In de periode 1900-1906 was ze leerling van Suze Robertson (1855-1922), een van Nederlands meest bekende schilderessen
uit de 19de eeuw.
Ze heeft ook les gehad van Hendrik Willem Mesdag én van de Groninger Gerrit David (Gerard) Gratama (1874-1965), later directeur van het Frans Hals museum in Haarlem.
Bij H. W. Mesdag leerde ze zeegezichten schilderen, bij Gerard Gratama bekwaamt ze zich in stillevens. De perioden zijn onbekend.
Beide docenten, Gratama en Robertson, waren lid van schildergenootschap Pulchri Studio in Den Haag.
Yfke Jacoba Bruining raakt bevriend met de zus van Gratama, de borduurster en schilderes Lina Gratama (1875-1946).
Deze vriendschap blijft haar leven lang.
Suze Robertson is een van Nederlands meest bekende en begaafde schilderessen van de 19de eeuw.
Ze behoort met Thérèse Schwartze, Henriette Ronner-Knip en Sientje Mesdag-van Houten tot de eerste lichting vrouwen die de mogelijkheid had een professionele carrière als kunstenaar op te bouwen, en worden gerekend tot de top van de Nederlandse kunstwereld.
Suze exposeert dan ook regelmatig en doet mee met de Tentoonstelling van Levende Meesters.
Dit was de naam van een reeks tentoonstellingen met werken van hedendaagse kunstenaars, die tussen 1808 en 1917 in een aantal grote steden in Nederland werden georganiseerd.
Het initiatief hiertoe werd genomen door Koning Lodewijk Napoleon, koning van Holland en vader van Napoleon III die Parijs moderniseerde.
Suze stimuleert haar leerling Yfke Jacoba Bruining om ook mee te doen.
Yfke exposeert ze van 15-07 t/m 28-08 1905 bij Musis Sacrum in Arnhem bij de Gemeentelijke tentoonstelling van Kunstwerken van Levende Meesters.
Er waren 233 deelnemers, waarvan 59 vrouwen en 5 verschillende nationaliteiten.
Bekende namen als Maris, Mesdag, Gorter, Haverman en Witsen deden ook mee en kregen bij deze gelegenheid prijzen toebedeeld, o.a. door de koningin, de koninginmoeder en de Prins der Nederlanden werden uitgereikt.
Van 08-09 t/m30-09-1907 exposeerde ze in het Stedelijk Museum te Amsterdam bij de Stedelijke Tentoonstelling van Kunstwerken van Levende Meesters.
Ze was een van de 83 vrouwelijke schilders van 361 exposanten van 11 verschillende nationaliteiten.
Naast schilderijen, aquarellen en prenten werden ook beeldhouwwerken, edelsmeedkunst en bouwkundige werken getoond.
Aan beide tentoonstellingen deed ook Aletta van Thol-Ruijsch (1860-1930) mee.
Yfke. ietsje jonger, moet haar hebben gekend.
Aletta heeft de academie in Den Haag gedaan (1888-1891) en schildert naast portretten ook dezelfde soort onderwerpen (landschappen, bloemen) als Yfke.
In 1892 ontving ze een aanmoedigingssubsidie van de Koningin en daarnaast won ze meerdere (internationale) prijzen voor haar werk.
Via Aletta komt Yfke Jacoba Bruining mogelijk in contact met de van oorsprong Engelse schilderes Blanche Annie Douglas Hamilton (1853-1927) die in 1896 of 1897 een atelier inrichtte in Elspeet.
Daar was ook Ima van Eysinga (1881-1958) kind aan huis, die illustraties maakte voor Selma Lagerlöffs “Nils Holgerssons wonderbaarlijke reis”.
Een andere exposante en leeftijdsgenote was Clémence Pruijs van der Hoeven (1839-1921), ook woonachtig in Den Haag en ook lid van Pulchri Studio.
Zij volgde haar opleiding aan de Rijksacademie van Amsterdam waar ze les kreeg van August Allebé.
Yfke Jacoba Bruining moet ze allemaal gekend hebben.
We weten niet of ze ze in persoon kende, maar in ieder geval van naam.
Het aantal vrouwelijke kunstenaars in de regio is beperkt (slechts 1100 in heel Nederland).
Het lijkt erop dat Pulchri Studio een belangrijke, mogelijk centrale rol speelde in de contacten tussen vrouwelijke kunstenaars.
In de 19de eeuw trokken steeds meer kunstenaars naar Den Haag. Men probeerde een vereniging op te richten voor het tekenen naar model, het bevorderen van de belangen van de beeldende kunst en van de leden, en het houden van kunstbeschouwingen.
De aanleiding was een toenemende onvrede onder de jonge kunstenaars in Den Haag over de blijkbaar ontoereikende mogelijkheden tot vorming en ontplooiing.
In Parijs rekenen Franse Barbizonschilders op dat moment af met het symbolische classicisme.
Vernieuwing van de schilderkunst hangt in de lucht (25 jaar voor het ontstaan van het impressionisme).
Schildergenootschap Pulchri Studio (Latijn, betekenis: door studie van het schoone) werd in 1847 opgericht door de groep rond de neven Weissenbruch.
Later sloten zich ook Jozef Israëls en Hendrik Willem Mesdag zich aan.
De nieuwe ideeën en de jonge generatie schilders mondde uit in het ontstaan rond 1860 van een nieuwe beweging: De Haagse
School.
Pulchri fungeerde tevens als galerie en kan als Haagse evenknie gezien worden van Arti et Amicitiae (Latijn voor: Kunst en Vriendschap) die met hetzelfde doel in 1839 in Amsterdam (Artis) werd opgericht.
Eva was lid van Arti, mogelijk ook van Pulchri.
De vrouw van Hendrik Willem Mesdag, Sientje Mesdag van Houten (1834-1909) was een van de weinige vrouwelijke leden van Pulchri.
Zij heeft zich enorm in gezet voor gelijke rechten en ontwikkelingskansen voor vrouwelijke kunstenaars.
Zij had de mogelijkheid een professionele carrière op te bouwen, mede omdat haar enige zoon, Klaas, op 8-jarige
leeftijd overleed en haar man een goed inkomen had.
Yfke Jacoba Bruining kon slechts een deel van haar tijd aan de Kunst besteden.
Als alleenstaande vrouw moest ze de kost verdienen en dat deed ze door les te geven aan de meisjes HBS in
Den Haag, waarschijnlijk aan het Bleijenburg.
Ondanks haar talent en grote passie voor het schilderen lukte het haar niet om tot de
allerhoogste top door te dringen.
Ze bleef, wellicht doordat ze haar tijd en energie moest verdelen over verschillende bezigheden, onder de “top” hangen.
In een kort persbericht over haar begrafenis in 1927 is te lezen dat zij “door haar gezondheid heeft zij slechts in
kleinen kring kunnen werken..”
Yfke Jacoba Bruining blijft ongehuwd. Ze woont lange tijd in de Van Speijkstraat 57 in Den Haag (Zeeheldenkwartier).
Haar ouders trekken op een gegeven moment vanuit Leeuwarden bij haar in.
Moeder overlijdt in 1911 op 80-jarige leeftijd, vader overlijdt in 1915 op 86-jarige leeftijd, beide in de
Van Speijkstraat.
Er wordt een familiegraf aangekocht op begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag waar ook vele schilders, schrijvers en andere kunstenaars rusten (o.a. Hendrik en Sientje Mesdag, Louis Couperus, e.a.).
Yfke Jacoba Bruining overlijdt op 62-jarige leeftijd in een bekende kuurplaats Bad Nauberg in Duitsland.
Dit gegeven is aanleiding om te denken dat zij aan een langdurige ziekte leed.
In de periode 1916-1927 is er een pandemie (wereldwijde verspreiding) van encephalitis lethargica, een vorm van hersenvliesontsteking die ook wel bekend staat als de slaapziekte.
In Nederland raakte een half miljoen mensen besmet. Ongeveer een derde deel overleefde de ziekte niet.
Na een periode van hoofdpijn en zware vermoeidheid raakt de patiënt in coma en overlijdt na ongeveer twee weken.
Het is mogelijk dat Eva aan de slaapziekte is overleden, maar ook andere ziekten als tuberculose, malaria en influenza (griep) stonden in die tijd hoog op het lijstje van meest dodelijke ziekten.
Aangezien er amper informatie is over Yfke Jacoba Bruining, is dit derhalve speculatie op basis van de plaats waar ze uiteindelijk stierf en het eerder genoemde persbericht uit 1927.
Haar beide, eveneens ongehuwde zusters Jeike en Catharina, volgen haar in 1948 en 1959, beide op hoge leeftijd.
De familie werd herenigd in het familiegraf op Oud Eik en Duinen